English summary here
"Zeer geachte heer Hahn, Zoudt u de goedheid willen hebben mij eens mede te deelen of uw verbintenis met 'het Volk' u belet om ook voor 'de Telegraaf' van tijd tot tijd teekeningen te maken?"
"Het is onze bedoeling bij gewichtige politieke gebeurtenissen zoo gauw mogelijk, liefst nog denzelfden dag of anders in 't ochtendblad een caricatuurtje te geven in een hoekje van de krant. U kunt het op uw stoel doen, hoeft er geen stap voor te zetten. Wij laten u heelemaal vrij, geven u alleen het feit op. Wat dunkt u?"
Dit briefje stuurt hoofdredacteur J.C. Schröder van dagblad De Telegraaf in 1907 aan Albert Hahn, kunstenaar, gevreesd politiek tekenaar, gevoelsmens maar bovenal: socialist. (Tekening: zelfportret van Albert Hahn, 1916.)
Pastoors en dominees kunnen Hahns bloed wel drinken, in fabrikantenkringen wordt hij doodgewenst, het hof vreest zijn revolutionaire invloed, regeerders sturen de politie op hem af, maar het krantenlezend publiek adoreert hem. Zijn politieke tekeningen in de socialistische krant 'Het Volk' en het zondagsblad 'De Notenkraker' zijn feller en emotioneler dan ooit in Nederland is vertoond.
De verbazingwekkende brief van Telegraaf-directeur Schröder, gevonden in een archief, laat zien dat zelfs deze reactionaire krant de kwaliteiten van de linkse tekenaar zeer waardeerde. Natuurlijk ging Hahn niet met de verfoeide Telegraaf in zee.
Wereldoorlog
Hahn tekende ongeveer vierduizend prenten en vele daarvan zijn nog altijd actueel. Hij was sociaal zeer bewogen en geloofde in de internationale arbeidersbeweging die uiteindelijk de vrede op aarde zou brengen. Het uitbreken van de wereldoorlog, in 1914, was voor hem een enorme teleurstelling.
Opvallend is dat Hahn in die jaren volgens sommige verhalen van vrienden en kennissen toch altijd de blijmoedige socialist bleef, die in de uiteindelijke overwinning geloofde en zijn teneergeslagen partijgenoten weer een riem onder het hart stak.
Uit zijn prenten spreekt echter een ander, veel somberder beeld, constateert M. van der Heijden die onderzoek naar Hahn deed en daar een boek over publiceerde ( 'Albert Hahn', door M. van der Heijden, uitg. Thomas Rap, Amsterdam ).
Vanaf augustus 1914 gaan Hahns prenten in De Notenkraker allemaal, maar dan ook werkelijk allemaal over de oorlog, haar oorzaken en gevolgen.
Pas na ruim een half jaar komt hij er weer aan toe zo nu en dan de gewone binnenlandse politiek te behandelen.
Geen partij
In die oorlog kiest Hahn zo min mogelijk partij voor of tegen een van de strijdende landen - al tekent hij veel vaker Duitse oorlogs(mis)daden dan Engelse of Franse. Kaiser Wilhelm II is een van de vaak terugkerende boosdoeners.
Maar nog vaker probeert Hahn de gebeurtenissen op een algemene manier te laten zien, met meer aandacht voor de moordzucht en het menselijk lijden, dan voor de identiteit van de dader.
Voor Hahn is het wezenlijke van de oorlog niet de strijd tussen de verschillende landen. Hij klaagt de oorlog zélf aan, de vernietiging en het moorden, en hij beeldt dat af als een direkt gevolg van het kapitalistische systeem. Oorlog is het ware gezicht van het kapitalisme. Zie ook de prent rechts: Wereldbrand (1915).
Toch is zijn werk over de Eerste Wereldoorlog in Nederland wat in de vergetelheid geraakt (dit in tegenstelling tot België, waar men in men in boeken en andere publicaties over de Groote Oorlog nog altijd graag zijn prenten afdrukt).
Raderwerk
In Nederland werd het bekendst zijn prent waarin hij opriep tot de spoorwegstaking van 1903: Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil.
En ook beroemd werd Hahns portret van de man op wie hij het meest gebeten was: de antirevolutionaire politicus Abraham Kuyper, bijgenaamd 'de Geweldige'.
Hahn werd in Groningen geboren, hij kreeg als kind tuberculose en hij bleef zijn hele leven lang vaak ziek. Op 3 augustus 1918 overleed hij aan een tbc-aanval. Hij was toen 41 jaar oud.
Op dezelfde dag verscheen De Notekraker met zijn laatste prent, die opnieuw over de Eerste Wereldoorlog ging, die toen net vier jaar aan de gang was.
Die laatste prent (zie hiernaast) toont een skelet in een geharnast uniform, bij een kanon. Op de achtergrond ontelbare grafkruizen. De hemel is zwart. Het bijschrift luidt:
Na vier jaren oorlog - Het militarisme spreekt: "Blijf op mij vertrouwen. Vlug werk ik niet, maar de vrede die ik eindelijk zal brengen, zal een zéér volkomene zijn."
Bronnen voor dit artikel.
Klik hier voor een 'diashow' met Hahns oorlogsprenten.
Terug naar de voorpagina van De Erfenis van de Groote Oorlog.