Steeds vaker en steeds meer amateur-schatzoekers en duikers dalen af naar het wrak van de Tubantia, dat sinds 1916 voor de kust van Zeeland op een zandbank in de Noordzee rust. Het Nederlandse schip zou goud en juwelen van de Duitse keizer hebben vervoerd. Sinds Belgische sportduikers het wrak weer opspoorden, heerst in brede kringen begeerte.
De 180 meter lange Tubantia
Vijftig kilometer ten westen van Walcheren (op 52.49.79º Noorderbreedte en 02.49.04º Oosterlengte) ligt op de bodem van de Noordzee een wrak waarvan alleen al de naam bij velen hebzucht opwekt: de Tubantia. Het was het grootste Nederlandse passagiersschip dat ooit op zee verloren ging.
Tot op de dag van vandaag doen geruchten de ronde over het goud en juwelen van de Duitse keizer die zich aan boord bevonden, toen de Tubantia op 16 maart 1916, 's nachts om 2.20 uur, door een Duitse U-boot werd getorpedeerd.
Zeker zesmaal hebben bergers geprobeerd die schat te bemachtigen. Op zeker moment zelfs gelijktijdig. Dat leidde toen tot een zeeslag boven het wrak, waarbij een van de bergers probeerde de concurrentie met explosieven het water uit te blazen.
Deze grote expedities naar het wrak van de Tubantia duurden tot 1934. Over de resultaten werd niets bekend. Na die periode werd het stil rond het schip. Totdat op 31 maart 1991 Belgische sportduikers, na lang zoeken, het wrak terugvonden. Ze kwamen boven met foto's en videobeelden. Dat was genoeg om opnieuw goudkoorts te doen uitbreken - tot dusver kennelijk zonder veel resultaat.
De foto rechts toont een deel van het wrak. De Tubantia ligt op 34 meter diepte. Bij het zinken helde het schip naar bakboord, maar omdat het op een zandbank terechtkwam kantelde het niet volledig. De bovenbouw ligt tot het eerste dek onder het zand. De foto is genomen op 25 juli 1992.
Of de schatten nu wel of niet gevonden zijn, kan niemand met zekerheid zeggen. Goudzoekers zijn zwijgers en gebaat bij stilte.
Ontrafeld
De Nederlandse scheepvaartjournalist Edward P. de Groot heeft geprobeerd die stilte te doorbreken. In zijn boek Op weg naar Zuid-Amerika: de torpedering van de Tubantia ontrafelde hij verhalen en sprookjes die over dit schip de ronde doen - inclusief de jarenlange Duitse ontkenning van een torpedering door een U-boot.
Een van de belangrijkste mythen is dat de Duitse marine de Tubantia, die vanuit Nederland op weg was naar Buenos Aires, met opzet in de grond heeft geboord. Daar zou die marine twee redenen voor hebben gehad.
De eerste luidt dat de Duitsers de goudsmokkel van hun keizer wilden verhinderen. De Eerste Wereldoorlog was ruim anderhalf jaar aan de gang en de legerleiding zou woedend zijn geweest over de stiekeme poging van de keizer om zijn persoonlijke bezittingen via een neutraal land in veiligheid te brengen.
De andere mogelijke reden was dat de Duitse geheime dienst had vernomen dat de Britten lucht hadden gekregen van de zending aan boord van de Tubantia. Duitsland had vervolgens de Tubantia getorpedeerd om het goud niet in handen van haar vijand te laten vallen, aldus wil het hardnekkige verhaal.
De Groot heeft echter, na bestudering van vele documenten en na gesprekken met overlevenden, geen bewijzen gevonden voor zo'n geheime, waardevolle lading waarvan Duitse marine, of de Britten, weet zouden hebben gehad. "Het lijkt aannemelijk dat de Duitse onderzeeboten gewoon alles torpedeerden wat naar en van Engeland leek te gaan. Een andere aanleiding om de Tubantia te vernietigen lijkt er niet geweest te zijn."
Ontkenning
Aanvankelijk ontkende Duitsland bij hoog en laag verantwoordelijk te zijn voor de ondergang van de Tubantia. In de media verschenen woedende artikelen en spotprenten.
Hiernaast: Piet van der Hem publiceerde op 5 maart 1916 in de Groene Amsterdammer deze prent, met als onderschrift "Onze lieve Meer(schepen)Min".
Pas jaren na de oorlog, in 1922, gaf Duitsland toe dat het een Duitse U-boot is geweest die de Tubantia naar de kelder had gejaagd. Duitsland deed dat overigens pas nadat Nederland met zoveel bewijsstukken was gekomen (getuigenissen over de bellenbaan en opgedoken restanten van een Duitse torpedo) dat dat land er niet meer onder uit kon.
Duitsland keerde toen 7,3 miljoen gulden schadevergoeding uit aan de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Dat bedrag was relatief laag, maar dat kwam omdat bij de ramp geen mensenlevens verloren waren gegaan. Alle 80 passagiers en 280 bemanningsleden konden worden gered.
Commandant van de betrokken Duitse onderzeeboot UB-13 was Oberleutnant Metz. Vijf weken na de torpedering kwam Metz met zijn U-boot niet ver van het wrak van de Tubantia in een Britse mijnen- en netversperring terecht. De U-boot zonk en alle zeventien bemanningsleden kwamen om het leven.
Andere goudschepen
De Tubantia was niet het enige Nederlandse 'goudschip' dat in die Eerste Wereldoorlog naar de kelder ging - ondanks de Nederlandse neutraliteit. Vlakbij de plaats waar de Tubantia zonk liep twee maanden later, op 16 mei 1916, de Batavier V op een mijn en verging. Aan boord waren veertien kisten met goudstaven bestemd voor de Nederlandsch-Indische Bank.
En het jaar daarop - in 1917 - torpedeerden de Britten nabij Den Helder het schip Renate Leonardt dat 454 kisten met goud aan boord had - naar verluid eigendom van prins Hendrik.
Al dat goud ligt nog steeds op de bodem van de Noordzee. Tenminste, als het niet stilletjes is weggehaald. Zo sloot in het begin van de jaren vijftig een Britse bergingsfirma een contract met rederij Wm. H. Müller om het goud van de Batavier V te bergen. Niemand weet of er toen iets is gevonden.
Soortgelijke raadsels omgeven de Tubantia. Hád het schip eigenlijk wel goud aan boord?
"Befaamde bergingsexperts als Sippé of Landi, die maanden bij het wrak aan het werk zijn geweest, blijven niet miljoenen guldens in het water gooien als ze er niet zeker van zijn dat er ook wat te halen valt", meent De Groot.
Afvaart
De mysteries rond de Tubantia (foto rechts) waren al begonnen bij de afvaart. Waarom wilde passagier René Schoo per se 37 kisten met planten in de koel- en vriesruimtes bewaard hebben en waarom gedroeg hij zich tijdens het vertrek zo verdacht?
De Groot citeert uit een geheim rapport van de afdeling Vrachtzaken van de Koninklijke Hollandsche Lloyd, waarin het zenuwachtige gedrag van passagier Schoo wordt besproken. Het rapport noemt de man onbetrouwbaar en oppert de mogelijkheid dat hij tussen zijn planten Duitse goederen wilde smokkelen.
"Waarschijnlijk dacht men dat er edelstenen in de planten en bloembollen verstopt zaten", zegt De Groot, die overigens zelf niet in die mogelijkheid gelooft.
De scheepvaartjournalist vindt het logisch dat de bloembollenhandelaar zijn handel in koele ruimtes opgeborgen wilde hebben: het schip had immers het warme Argentinië als bestemming.
Toch zijn juist naar die koel- en vriesruimtes heel wat bergingsexpedities ondernomen.
Kaas
Een ander doelwit voor de duikers vormt ruim No. 4, waarin een lading kaas was opgeslagen. Het verhaal ging (en gaat nog steeds) dat in die kaas voor twee miljoen pond sterling goud verborgen zou hebben gezeten. De Groot gelooft daar evenmin in.
Hij rekent voor dat twee miljoen pond in 1916 gelijk stond aan een gewicht van dertien ton goud. Op de vrachtbrieven heeft hij viereneenhalve ton kaas aangetroffen. "Het spreekt toch vanzelf dat daar geen dertien ton goud in verstopt kan worden."
Bergers dachten daar anders over. In de jaren twintig zette de Franse Société Maritime Nationale onder leiding van ex-majoor Vincent Sippé een grote zoektocht op touw.
Nadat die operatie al meer dan een jaar aan de gang was verscheen plotseling een andere berger op het toneel, die voor groot tumult zorgde.
De nieuwkomer was graaf Z. Landi, een oude bekende in het bergingswereldje. Landi terroriseerde de Sippé-expeditie door met haken en dreggen aan de gang te gaan vlakbij de luchtslangen van de duikers van de concurrent.
Toen dat niet hielp nam hij zijn toevlucht tot dynamiet. Hij blies delen van het wrak op terwijl de andere duikers zich nog in het water bevonden. De Sippé-duikers hielden het toen maar voor gezien.
Rechtszaak
Sippé spande in Londen een rechtszaak aan tegen Landi en won deze ook, maar de graaf trok zich daar weinig van aan. Hij bleef nog een jaar lag naar de Tubantia duiken. Over de resultaten heeft hij nooit iets naar buiten gebracht.
In Oostende doen verhalen de ronde over kapitein P. Truck, die deelnam aan de Sippé-expeditie, en die later grote bedragen in het plaatselijke casino vergokte.
En een familielid van graaf Landi heeft beweerd dat de graaf na zijn Tubantia-expeditie over grote sommen goud beschikte.
Dat alles weerhoudt amateur-duikers anno nu niet om weer naar het wrak van de Tubantia af te dalen. De buit valt tot dusver tegen: een porseleinen po, bestek, borden en ander serviesgoed, en kruiken jenever van de Erven Lucas Bols. Elke zomer worden tal van duikexpedities ondernomen, vooral vanuit de Belgische zeehavens.
Eén van die Belgische amateur-duikers, Tomas Termote, deed op het Internet verslag van zijn ervaringen:
"Wij zweefden langs de daallijn naar beneden en konden reeds de contouren van het schip zien vanaf 20 meter diepte. De reusachtige massa oogde indrukwekkend. Scholen steenbolken fladerden over de met anemonen dicht begroeide romp en tussen de verwrongen wand en de metalen balken huisden enorm grote kabeljauwen.
In de verte zag ik de twee hoge stoomketels tegen het blauwgroene water afsteken. Erboven hing onbeweeglijk in de opkomende stroming een school makrelen. De romp boorde zich diep in het zand tot -40 meter. Vierkantige patrijspoorten sierden op regelmatige afstand de wand. Het glas bleek nog intakt en tintte met een melkwitte kleur te wijten aan het schurend effekt van het omringende bodemzand. Hier en daar waren de verwrongen metalen platen weggeroest of afgebroken van de steunbalken.
Met de lamp scheen ik in het toegezande ruim en ontdekte een aanéén gekoekte stapel aarden kruiken... het bleken jeneverflessen te zijn. Die dag hebben we er 40 naar boven gehaald."
Het zeewater is niet tot die jenever doorgedrongen. De Bols heeft nog steeds een alcoholgehalte van 38%, meldt De Groot, maar bij opening van de kruiken komt een niet te harden stank vrij. Het spul blijkt volstrekt ondrinkbaar.
Naar de voorpagina van De Erfenis van de Groote Oorlog.