An English translation of this article can be found here
Duitse soldaten in de loopgraven in Frankrijk
Nog altijd worden er meer dan honderdduizend vermist. Je kunt stukjes van ze vinden als je over de velden bij de Somme wandelt: hier een botje, daar een deel van een laars met nog iets er in.
Als de boeren van de Somme zoiets tegenkomen ploegen ze het maar gauw onder, want anders komt er weer iemand van een oorlogsgravencomité spitten en dan kun je niet verder met je werk.
Nederlanders en Belgen kennen het gebied van de Artois en de Somme, in Noord Frankrijk, vooral van er doorheen racen, op weg naar Parijs en het warme zuiden. Langs die snelweg en verspreid over een vriendelijk heuvelland liggen 250 oorlogskerkhoven, met onder de zerken de resten van degenen van wie nog wel iets is teruggevonden.
De Britten hielden niet van massagraven, maar bij het dorpje Fromelles hebben ze er bij wijze van uitzondering toch een aangelegd. Daar werden in enkele dagen tijd duizenden Engelsen en Australiërs zodanig uiteengereten dat het niet meer doenlijk was om uit wat overbleef individuele lijken samen te stellen.
De (Duitse) foto rechts werd gemaakt tijdens het gevecht om het dorp.
Ook de Duitsers kregen daar bij Fromelles de volle laag. In de nacht van 14 juli 1916 zagen de geallieerden kans de communicatie van de vijand af te snijden. Een Britse voltreffer maakte in één klap alle Duitse veldtelefoons waardeloos. Vanaf dat moment moesten de Duitsers al hun berichten via Meldegänger, ordonnansen, versturen.
Die postbode-soldaten rennen gebukt van post naar post, "in het oog van een bijna zekere dood en bekogeld door granaatvuur op iedere meter van de weg", zoals Adolf, een 27-jarige Duitse ordonnans, later in een brief schrijft.
Adolf stuurt die brief aan kleermaker Popp in Wenen, een man bij wie hij voor de oorlog een gemeubileerde kamer had gehuurd en die hij van zijn oorlogservaringen op de hoogte houdt.
Dag in dag uit sprint de jonge Duitser door de loopgraven. Als een gierend geluid een granaat aankondigt duikt hij weg in granaatkuilen en greppels. Een andere ordonnans zakt onderweg ineen van uitputting. Adolf sleept hem tijdens het spervuur terug naar een ondergrondse schuilplaats. Dat levert hem een onderscheiding op — niet zijn eerste, want hij draagt al een IJzeren Kruis 2e Klasse voor 'persoonlijke moed'.
Want wat je van Adolf Hitler (foto links) ook kunt zeggen — hij was in die Eerste Wereldoorlog niet bang. Dat hebben allen getuigd die met hem in de loopgraven van de Somme en later rond Ieper dienden.
Miraculeus
Adolf heeft weinig vrienden, daar aan het Westelijk Front. Dat ligt niet alleen aan zijn onaangename karakter. Bijna alle vrienden die hij er krijgt sneuvelen, terwijl Adolf telkenmale op miraculeuze wijze aan de dood ontsnapt.
Aan G. Ward Price, een Britse journalist, vertelde hij later hoe hij eens met zijn kameraden in een loopgraaf zijn middagmaal zat te eten. "Plotseling was het, alsof een stem tegen mij zei: 'Sta op en ga daarheen'. Het was zo duidelijk en dringend, dat ik automatisch gehoorzaamde, alsof het een militair bevel was geweest. Ik stond plotseling op en liep een kleine twintig meter verder de loopgraaf in, mijn maaaltijd in het blikken keteltje meenemend. Met gerust gemoed ging ik weer verder zitten eten. Nauwelijks had ik dat gedaan, toen een vuurstraal en een oorverdovende knal opsteeg uit het gedeelte van de loopgraaf dat ik net had verlaten. Een verdwaalde granaat was boven de groep, waarbij ik gezeten had, gebarsten en had iedereen gedood."
Van al zijn vrienden blijft uiteindelijk alleen Fuchsl over. Vosje is een kleine witte terriër, kennelijk de mascotte van een Engelse soldaat. Het hondje was door Niemandsland aan komen rennen, achter een rat aan. Het sprong in een Duitse loopgraaf en Adolf had het gepakt en gehouden.
Sindsdien vergezelt Fuchsl hem overal. "Ik kan naar hem kijken als naar een mens", schrijft hij. De twee zijn onafscheidelijk. Zelfs als Adolf met twee andere soldaten op de foto gaat, moet Fuchsl mee (foto rechts). Bij het eten zit het hondje naast hem. "Ik ben krankzinnig dol op dat dier."
In oktober is Adolfs geluk op. Het bloedbad aan de Somme is toen nog steeds aan de gang. De geallieerden blijven aanvallen en hebben dan al zeshonderdduizend mensen verloren: een totaal vergeefs offer, want de Duitse linies houden stand.
In de nacht van 7 oktober ligt ordonnans Hitler te slapen in een nieuwe tunnel die naar het regimentshoofdkwartier loopt. Er slaat een Britse granaat in. Adolf krijgt een scherf in zijn been. "Het is toch niet erg, ik hoef toch niet weg?", vraagt hij ongerust aan zijn luitenant. Maar het was wel erg, voor Adolf dan.
Hij wordt overgebracht naar een oorlogsziekenhuis in Beelitz, nabij Potsdam. Hij ergert zich er vreselijk aan de demoralisatie die hij er aantreft. Andere gewonden die kankeren op de oorlog leest hij de les.
Ingelijfd
Nu komt de tweede hoofdpersoon van dit verhaal in beeld. Op hetzelfde moment dat Adolf voor vijf maanden wordt afgevoerd naar het oorlogsziekenhuis, wordt in Osnabrück een jonge Duitser in het leger ingelijfd. Hij heet Erich Paul Remark1) (de foto links toont hem als 25-jarige).
Remark is de zoon van een arme boekbinder, en hij zal in de tijden die gaan komen Adolfs pad een aantal malen kruisen. En hij zal beroemd worden onder de achternaam van zijn overgrootvader, een naam die hij pas ná de Eerste Wereldoorlog aanneemt: Remarque.
De 18-jarige Erich, die veel van muziek houdt en componist wil worden, moet verplicht in dienst. Hij meldt zich dus niet — zoals lezers van Van het Westelijk Front geen nieuws geneigd zouden zijn te denken — vrijwillig samen met zijn hele schoolklas. En evenmin is hij opgejut door een krijgszuchtige leraar.
Hij is ook geen 17 jaar, zoals hij later in interviews zou zeggen, maar al bijna 19 jaar. Maar hij vindt de inlijving niet erg, integendeel, hij is enthousiast, hij voelt zich een waarachtig Duits patriot. "Wij gaan de wereld redden", zegt hij tegen vrienden.
In de Caprivi-kazerne (foto rechts), vlakbij zijn geboorteplaats, leert hij schieten en met een bajonet omgaan.
Op 1 maart 1917 keert de inmiddels herstelde ordonnans Hitler weer terug naar het front aan de Somme. Daar heeft het vechten beide partijen zo uitgeput dat er een soort rust is ingetreden. Adolf rent weer als vanouds door de loopgraven en krijgt op 9 mei opnieuw een onderscheiding voor buitengewone dapperheid. Maar hij is nog altijd Gefreiter, iets tussen korporaal en soldaat eerste klas in.
Volgens zijn compagnie commandant, luitenant Fritz Wiedemann2), is Adolf een prima ordonnans, maar mist hij 'leiderskwaliteiten'. Hitler ziet er vaak te nonchalant uit, met het hoofd een beetje scheef en de schoenen vaak ongepoetst. Ook klikt hij niet met de hakken zodra er een officier aankomt. Promotie zit er voor hem dus niet in.
Naar Ieper
Zo wordt het juni. Hitlers regiment wordt enkele tientallen kilometers naar het noorden verplaatst: naar België, bij Ieper. De Duitsers hebben lucht gekregen van een nieuw offensief dat de geallieerden daar voorbereiden.
Daarom wordt ook het regiment van de kersverse soldaat Erich Paul Remark naar die streek gestuurd. Adolf en Erich kennen elkaar dan nog niet, maar ze dienen vlak bij elkaar: Remark in het 15de Regiment van de Tweede Reserve Divisie and Hitler in het 16de Regiment van de Tiende Beierse Divisie.
De jonge Remark is sappeur. Dat betekent dat hij 's nachts in het Niemandsland prikkeldraad versperringen moet aanbrengen. Op 17 juni staat hij voor het eerst aan het front. Al heel gauw wordt zijn vriend Christian Kranzbühler door een granaat getroffen. Remark sjouwt hem onder het Britse spervuur terug naar de Duitse linies. Op de foto zit Remark in het midden en Christian links.
Christian moet een been missen. In 'Van het Westelijk Front geen nieuws' geeft Remarque hem de naam Franz Kemmerich en laat hij hem in het hospitaal sterven (waarna Kemmerichs mooie laarzen overgaan naar de volgende in de groep). In werkelijkheid blijft Christian in leven en zal hij Erich later nog heel wat last bezorgen.
Wat er bij Erich nog over is aan enthousiasme voor de oorlog verdwijnt hier bij Ieper volledig. Hij ziet hoe een granaat een andere vriend treft: "Ik zag hem in de modder liggen, met een opengereten buik. Zo'n aanblik is niet te bevatten. En evenmin te begrijpen is dat er zoveel jaren voor nodig zijn voordat de volle verschrikking daarvan werkelijk tot je doordringt," zal hij later zeggen.
Inderdaad — veel later pas — in 'Van het Westelijk Front geen nieuws' (dat pas 1929 verscheen) en in vrijwel álle andere boeken die Remarque over de oorlog schrijft, komen steeds scènes voor met soldaten of dieren bij wie de ingewanden uit de buik puilen. Alsof pas toen, vele jaren nadien, de volle verschrikking werkelijk tot hem kon doordringen.
Gruwel
Die derde slag bij Ieper, ook wel de Slag om Passendale genoemd, waarin dus zowel Remark als Hitler vechten, draait uit op een niet te beschrijven gruwel met gifgas, tanks — en onophoudelijke regen.
Na honderd dagen strijd in de gorgelende Vlaamse modder bedraagt de terreinwinst voor de geallieerden 8 km. Vijfhonderdduizend jonge mannen, aan beide zijden, zijn dood of gewond.
De slag begint op de laatste dag van juli — de geallieerden vallen aan met alles wat ze hebben. Het regent granaten. Gefreiter Hitler vliegt door de Duitse loopgraven met in zijn brieventas bevelen om stand te houden, ongeacht de verliezen. Hij lijkt wederom onkwetsbaar. Een mede-soldaat zegt tegen hem: 'Mensch, für dich gibt es keine Kugel."
Op die 31ste juli bereiken de Britten het dorpje Langemark — en worden teruggeslagen, de Schotten veroveren Frezenberg (een deel van Zonnebeke) — en worden teruggeslagen, andere Britten veroveren het dorpje Westhoek (vlakbij Zonnebeke) — en worden teruggeslagen.
Aan beide zijden vallen op die verschrikkelijke dag tienduizenden doden en gewonden. Remarks eenheid vecht bij de Totenmuhle, the Dodenmolen, dicht bij het dorp St. Juliaan en op de weg naar Zonnebeke (luchtfoto). Hier wordt Remark getroffen door een uiteenspattende Britse granaat. Eén van die scherven dringt diep in de rechteronderarm — het einde van zijn droom om muziek te gaan studeren.
Een tweede wond zit in de linkerbeen, boven de knie. Maar het ernstigst is een derde scherf: in de nek. Remark wordt afgevoerd en belandt, enkele dagen later, in het St. Vincentius-legerhospitaal in Duisburg.
Hier worden de stalen splinters en scherven uit zijn lichaam verwijderd. Vervolgens wordt hij naar een herstellingsoord op de Klosterberg in Osnabrück overgebracht. Veertien maanden lang zal hij daar verpleegd worden — tot de oorlog bijna voorbij is.
Doodserieus
Aan het front bij Ieper doet Adolf (op deze foto de soldaat links) intussen nog steeds zijn uiterste best. Eén van zijn mede-soldaten vertelde later dat Hitler in die periode bij zijn kameraden steeds minder geliefd werd: "Hij was altijd doodserieus, wilde nooit eens lachen of grapjes maken".
Als de andere soldaten klagen over de oorlog, steekt Adolf woedende tirades af over patriottisme en over de verantwoordelijkheden van een soldaat. "Allemaal vervloekten we hem, hij was onuitstaanbaar", aldus een vroegere kameraad.
In augustus wordt Adolfs gehavende regiment afgelost. Ze moeten met de trein naar de Elzas. Op het station biedt een spoorwegbeambte, verrukt over de capriolen van Fuchsl, Hitler 200 Mark voor de terriër. "Al gaf je me er 200.000, je kreeg hem niet", is Hitlers antwoord.
Maar als de troepen op het eindstation uit de trein stappen, is Fuchsl spoorloos. "Ik was wanhopig. Dat zwijn dat mijn hondje had gestolen wist niet wat hij me aandeed."
In diezelfde dagen gapt een ander 'zwijn' zijn rugzak met daarin de door Adolf gemaakte tekeningen en schilderijen van de oorlog. Dat zal later aanleiding worden voor menige mythe over de hoogst bijzondere, maar helaas verloren gegane, schilderkunst van Hitler.
Lente-offensief
In het voorjaar van 1918 onderneemt Duitsland zijn laatste wanhoops offensief. Remark wordt dan nog steeds in Osnabrück verpleegd — maar Adolf is weer van de partij. Op een van zijn post-rondes door de loopgraven bij Soissons ziet hij een glimp van iets dat lijkt op een Franse helm.
Hitler sluipt vooruit en ziet vier Franse soldaten. Hij trekt zijn pistool en begint tegen ze te schreeuwen, in het Duits. De Fransen, al even oorlogsmoe als alle andere soldaten, geven zich onmiddellijk over.
Er is nooit een officieel rapport over deze daad gemaakt, althans gevonden, maar ook zonder dat krijgt Hitler op 14 augustus 1918 het IJzeren Kruis Eerste Klasse. Dat is een ongewone onderscheiding voor een gewone Gefreiter. Hij zal de decoratie de rest van zijn leven blijven dragen. De officier die hem voor de onderscheiding aanbeveelt heet kapitein Hugo Guttman (foto links), een jood3).
Hitler zwijgt later over Guttman en spreekt alleen nog over zijn toenmalige regiments commandant, Baron von Godin, die de officiële voordracht voor de onderscheiding ondertekende. Klik hier voor de tekst van die voordracht.
Opnieuw in België
In oktober 1918, als in Osnabrück de herstelde soldaat Erich Remark zich gereed maakt om weer naar het front in België terug te keren, bevindt Adolf Hitler zich daar ook reeds weer.
Ten zuidoosten van Ieper ligt het dorpje Wervik. Op 14 oktober scheuren Britse granaten daar de grond open. Tussen het gillen van de granaten klinken ook doffe klappen: dat zijn ontploffende mosterdgasgranaten. De Duitsers krijgen hier — voor het eerst — een koekje van dit eigen deeg.
In één van die loopgraven in Wervik schuilt Adolf. Hij heeft een gasmasker op dat bescherming biedt tegen het mosterdgas, net als zijn kameraden. Het bombardement duurt de hele dag en de nacht. Een van de rekruten naast hem in de loopgraaf, gek van benauwenis, rukt zijn gasmasker af — en slokt een dodelijke gifwolk in. De jongen sterft hijgend en rochelend.
Tegen de ochtend stopt het schieten. Na een poosje doen Adolf en de andere Duitse soldaten hun gasmaskers af en ademen met diepe teugen de morgenlucht in. Plok, plok — dan schieten de Britten nog enkele gasgranaten af, een bekende strategie. De Duitse soldaten raken in paniek: wie niet snel genoeg zijn gasmasker opzet, sterft; de anderen worden half of helemaal blind.
Er is er in die loopgraaf nog één die een beetje kan zien. Hij stelt voor elkaars jas vast te pakken, dan zal hij proberen ze in veiligheid te brengen. Onder degenen die aldus van de dood wordt gered is Adolf Hitler, 29 jaar oud, nog altijd Gefreiter. Déze oorlog is voor hem voorbij. Half blind wordt hij naar een kliniek in Pasewalk gebracht (foto links) — waar hij het einde van de oorlog meemaakt. Hij ziet dat als een vernedering van Duitsland, en besluit de politiek in te gaan.
Uniform
Ook Erich Remark hoeft niet meer. Een week nadat hij geschikt voor de dienst is verklaard, is de oorlog afgelopen. En dan gebeurt er iets merkwaardigs. Als de afgezwaaide soldaat Remark naar huis terugkeert, naar Osnabrück, draagt hij daar ineens een luitenants-uniform. En op zijn borst prijken de IJzeren Kruizen Eerste en Tweede klasse.
Zo uitgedost wandelt hij door de stad. Hij laat zich fotograferen, samen met zijn hond Wolf (zie foto rechts). En hij zoekt zijn oude kameraden op. Eén van hen, de éénbenige Christian Kranzbühler — ja, dezelfde die hij destijds met gevaar voor eigen leven uit het niemandsland redde — geeft hem aan bij de militaire politie. Wegens het valselijk dragen van een officiers-uniform en niet-verdiende onderscheidingen.
Remark wordt gearresteerd, maar ontkomt aan vervolging omdat Duitsland zich in deze maanden in een volstrekte chaos bevindt. Wel tekent hij op het politiebureau nog een verklaring, waarin hij toegeeft ten onrechte een officiersuniform gedragen te hebben.
Op het IJzeren Kruis dacht hij recht te hebben, zegt hij in die verklaring, "omdat het mij is toegekend door de Soldatenraad. Het voorlopige document waar dat in wordt bevestigd, heb ik moeten afgeven om een definitieve oorkonde te krijgen, maar die heb ik nog niet ontvangen."
Voor die bewering is later nooit enig bewijs gevonden.
Leed Remark aan wat vandaag de dag een post-traumatische stress stoornis zou worden genoemd? Tijdelijke aanname van een andere identiteit wordt wel beschouwd als een symptoom van deze ziekte.
Boeken
Tien jaar later, in 1929, publiceert Erich Maria Remarque Im Westen nichts Neues, waarin hij zijn oorlogservaringen romantiseert (op de foto links de eerste Duitse editie). Het is een anti-oorlogsboek, zoals nooit eerder is geschreven. Ook de oplagen zijn ongekend: tot op dit moment zijn er ongeveer 50 miljoen exemplaren van verkocht, in vijftig talen.
Ook Adolf Hitler (foto rechts) publiceert een boek waarin hij over zijn oorlogservaringen vertelt. Mein Kampf heet het en wie de twee boeken naast elkaar leest begrijpt niet dat beiden over dezelfde oorlog schrijven, over hetzelfde slagveld, hetzelfde niemandsland, dezelfde loopgraven, dezelfde soldaten, dezelfde doden.
Waar Remarque de schuld legt bij de keizer, de generaals, de oorlogshitsers thuis, weet Hitler een andere oorzaak: de Joden.
Over de inhoud van Mein Kampf is al veel gezegd. Maar minstens zo opmerkelijk is wat Hitler niet in dat boek heeft geschreven. Zo meldt hij niets over het kerstbestand, waar hij en zijn eenheid betrokken bij zijn geweest. Het gebeurde in die dagen dat de 16de en 17de Beierse reserveregimenten elkaar aflosten in de frontlijn op de hoogte van Mesen, die de vallei van de Douve overziet.
Op Kerstochtend, vlak na het ontbijt, stonden daar in het Niemandsland ineens wel vierhonderd soldaten van beide zijden — uit Beieren in Duitsland en uit Cheshire en Norfolk in Engeland — broederlijk naast elkaar. Eerst wat onwennig: Frohe Weihnachten en Happy Christmas en er werden handen geschud en daarna werden enkele doden begraven die er nog lagen. Iedereen hielp. Ineens was er een bal, ergens vanuit de Duitse lijn. Met wel tweehonderd man holden ze als jonge honden achter die bal aan, zonder spoor van vijandigheid.
Samenzang
De hele dag bleven mannen rondhangen in het veld tussen beide frontlijnen in. "Ik zal dat beeld nooit meer vergeten", schreef de Beierse soldaat Jozef Wenzl, een dienstkameraad van Hitler, aan zijn ouders: "Een Engelsman speelde op de mondharmonica van een Duitse kameraad, anderen dansten. Iemand was bijzonder trots dat hij een Duitse pinhelm kon opzetten. De Engelsen zongen een lied en wij zongen ‘Stille Nacht’. Het was aangrijpend: tussen de loopgraven stonden aartsvijanden rondom een kerstboom samen liederen te zingen."
In Mein Kampf (foto links: de eerste Duitse editie) is niets over deze gebeurtenis te vinden. Zo'n verbroedering paste kennelijk niet in Hitlers denkwereld. Im Westen nichts Neues paste daar ook niet in — en de schrijver daarvan al helemáál niet. Al gelijk in 1933, het jaar dat Hitler aan de macht komt, laat hij de jacht op Remarque openen. In Hitlers ogen heeft zijn voormalige krijgsmakker Duitsland verraden.
Remarque vlucht naar Amerika. Hij had al twee 'vervolgen' op 'Van het Westelijk Front geen nieuws' geschreven ('De weg terug' en 'Drie kameraden') en nu wordt hij nog produktiever.
In Amerika wordt Remarque de held van de pacifistische beweging — en van Hollywood, nadat Im Westen Nichts Neues is verfilmd. Hij heeft liefdesaffaires met onder anderen Marlene Dietrich (foto rechts), Greta Garbo en Paulette Goddard.
Veilig en beroemd in Amerika kan hem niets meer gebeuren.
Daarom grijpen de nazi's in 1943 zijn zuster Elfriede, die met haar man en twee kinderen in Duitsland is blijven wonen. Ze wordt veroordeeld 'wegens ondermijning van de moraal' .
In het vonnis staat verder letterlijk dat zij is opgepakt, 'aangezien de broer zich momenteel buiten ons bereik bevindt'.
Hitler laat Elfriede met een bijl onthoofden.
1) — Er bestaat enige verwarring over de echte naam van Remarque: is het nu Remark, of Kramer?
Dit zijn de feiten: Erich Paul Remark wordt geboren op 22 juni 1898 in Osnabrück, als zoon van boekbinder Peter Franz Remark en Anna Maria Stallknecht. Zijn grootvader Peter Aloys Remark was de zoon van de smid Johann Adam Remarque, geboren in Aken op 28 oktober 1789.
De mythe dat Remarques werkelijke naam 'Kramer' was, komt van de Nazi's die, verlegen met het feit dat een 'Duitser' een boek als 'Geen nieuws van het Westelijk Front' had geschreven, probeerden Remarque voor te stellen als een Jood, wiens echte naam Kramer was en die nooit in de oorlog had gevochten.
Toen Remarque in 1970 stierf, verschenen tientallen necrologieën, waaronder een aantal waarin helaas nog werd vastgehouden aan de legende dat Remarques naam een omkering is van 'Kramer'.
2) — In het begin van de jaren twintig realiseerde Fritz Wiedemann zich plotseling dat de profeet van het nationale herstel, wiens beweging in Beieren de aandacht begon te trekken, niemand anders was dan zijn vroegere korporaal en koerier. Hij zocht Hitler op en stelde zich in elk opzicht tot diens beschikking. Hij werd een van Hitlers naaste medewerkers, vertrouweling en later diens persoonlijke adjudant.
3) — De jood Hugo Gutman, op wiens voorspraak Hitler het IJzeren Kruis 1e klasse kreeg, woonde in mei 1940 in Brussel; hij was toen 60 jaar oud. Toen de Duitsers het land binnenvielen, vluchtte hij via Frankrijk naar Spanje en daarna naar Portugal. Vandaar reisden hij en zijn gezin naar de Verenigde Staten.
Naar de voorpagina van De Erfenis van de Groote Oorlog