Clicking on this blue square gives you correct entrance into The Heritage of the Great War - to the FrontpageDE ERFENIS VAN DE GROOTE OORLOGClicking on this blue square gives you correct entrance into The Heritage of the Great War - to the Frontpage
Clicking on this blue line gives you correct entrance into The Heritage of the Great War - to the Frontpage

Click   English flag   for an English version of this text
Clicking on this blue line gives you correct entrance into The Heritage of the Great War - to the Frontpage

Oorlogs-ervaringen van luitenant J.R.R. Tolkien in 'In de Ban van de Ring'

Loopgraven bij Ovillers

Star Loopgraven bij Ovillers, waar Tolkien deelnam aan de strijd

Frodo en de moerassen van de Groote Oorlog

Door Nic van Holstein en Rob Ruggenberg

Tolkien as lieutenant, click to see him olderIn een televisie documentaire van de BBC vertelde Priscilla Tolkien, dochter van wijlen J.R.R. Tolkien, over haar vermoeden dat de tocht door de dode moerassen in In de Ban van de Ring een beschrijving was van ervaringen die haar vader had opgedaan in de Groote Oorlog.

Tijdens die Eerste Wereldoorlog was John Ronald Reuel Tolkien tweede luitenant (foto rechts) bij het 11th Lancashire Fusiliers, gelegerd in Frankrijk. Hij was Batallion Signaling Officer, verbindingsofficier, en hij had Morse geleerd en wist van het gebruik van vuurpijlen en veldtelefoons.

In juni 1916 werd Tolkien naar het Somme gebied gestuurd om daar ingezet te worden bij het grote offensief tegen de Duitse stellingen dat op 1 juli zou beginnen. Maar in de eerste weken van die verschrikkelijke veldslag bleef Tolkiens bataljon in reserve, veilig achter de frontlinie.

Tolkien deed zijn eerste gevechtservaring op op 14 juli, bij een mislukte aanval op het dorpje Ovillers. Verondersteld werd dat Brits kanonvuur het prikkeldraad bij de Duitse loopgraven kapot had geschoten. Dat was echter niet gebeurd, zoals de mannnen tot hun ontsteltenis ontdekten toen ze rennend en kruipend bij de Duitse linie aankwamen. Velen van Tolkiens bataljon sneuvelden door de kogelregens uit Duitse machinegeweren.

Na 48 uur slachting en nog eens 24 uur in een schuilplaats werd Tolkiens eenheid afgelost. Toen hij terugkeerde naar zijn barak vond hij daar een brief waarin stond dat Rob Gilson, een van zijn beste vrienden, door een granaat was getroffen. Dat was op 1 juli gebeurd, niet ver bij hem vandaan, bij het dorpje Bécourt. De brief was gestuurd door een andere boezemvriend, luitenant Geoffrey Smith :

Mijn beste John Ronald,
Ik las vanmorgen in de krant dat Rob is gesneuveld. Ik ben veilig, maar wat maakt dat uit? Blijf alsjeblieft bij me, jij en Christopher. Ik ben uitgeput en heel teneergeslagen door dit verschrikkelijke nieuws. Nu besef ik in wanhoop wat de T.C.B.S. echt was.
O, mijn beste John Ronald, wat moeten we toch doen?
Voor altijd je toegegenegen,
Geoffrey B. Smith

Leesclub
Young Tolkien T.C.B.S. betekent Tea Club and Barrovian Society. Het was een informele, half-geheime leesclub, die Tolkien (foto rechts) en zijn vrienden Rob Gilson, Geoffrey Smith and Christopher Wiseman in 1911 hadden opgericht. In die tijd zaten zij op de King Edward's School in Birmingham.

De jongens deelden een grote interesse in oude talen, filosofie, literatuur en poëzie, natuurwetenschappen, wiskunde, kunst en muziek. Er was een sterke vriendschap ontstaan en, hoewel de vier na deze middelbare school naar verschillende universiteiten gingen, bleven ze elkaar ontmoeten. Alle vier hadden zich gemeld voor de oorlog, maar zij dienden bij verschillende legereenheden.

Tolkien schreef Geoffrey terug : "Ik voel me alsof ik geen deel meer uitmaak van een compleet lichaam. Het voelt echt aan alsof de T.C.B.S. is opgehouden te bestaan."

Soldiers cooking near OvillersIn de weken die hierop volgden deed Tolkien mee aan tenminste een van de desastreuze bestormingen van de Schwaben Redoubt, een onneembare Duitse versterking. Opnieuw leed zijn bataljon zware verliezen.

Van toen af deed hij geregelde diensten in de loopgraven. De desolate omgeving waarin hij dagelijks verkeerde, is te zien op de foto links: twee Britse soldaten die hun potje koken in de loopgraven bij Ovillers, juli 1916.

Notebook
In de weinige uren die Tolkien vrij was, in zijn verblijf achter het front, en vaak gestoord door de muziek uit grammofoons zoals hij later zei, begon hij in een notitieblokje het begin te schrijven van een mythologie die hij aanvankelijk Het Boek van de Verloren Verhalen noemde. Hij zou dit boek nooit afmaken, hoewel het grootste deel ervan uiteindelijk zou worden gepubliceerd als De Silmarillon.

In die maanden was de Dood alomtegenwoordig. Lijken van Britse en Duitse soldaten lagen onbegraven, stinkend en rottend, in Niemandsland. Schrijven werd voor Tolkien een manier om deze onmenselijkheid en de barbarij om hem heen te doorstaan. Hij schreef wanneer en waar hij maar kon, "in barakken vol godslasteringen en vuile taal, of bij kaarslicht in de verbindingstenten, zelfs diep in schuilplaatsen onder granaatvuur". In een brief aan zijn zoon Christopher, vele jaren later, legde hij dat uit :

"Ik ontwikkelde een soort 'vluchtgedrag': het omzetten van ervaringen in een andere vorm en andere symbolen met Morgoth en Orks en de Eldalië (die schoonheid en gratie van het leven en kunstvoorwerpen vertegenwoordigen) enzovoorts; en dat heeft mij sindsdien door vele moeilijke jaren heen geholpen, en nog steeds maak ik gebruik van de ideeën die toen gesmeed werden."

Die omgezette ervaringen zijn gemakkelijk terug te vinden in de boeken. Een voorbeeld: in In de Ban van de Ring is Sam getuige van de dood van een Haradrim soldaat. Sam realiseert zich met een schok dat de vijand erg op hem lijkt :

"Het was de eerste keer dat Sam een gevecht van Mensen tegen Mensen zag en hij vond het niet bepaald prettig. Hij was blij dat hij het gezicht van de dode man niet kon zien. Hij vroeg zich af wat 's mans naam was en waar hij vandaan kwam; en of hij werkelijk boosaardig was, of welke leugens of bedreigingen hem op die lange mars van huis hadden doen gaan; en of hij in werkelijkheid daar niet liever in vrede zou zijn gebleven."

Terwijl om hem heen zijn kameraden stierven, bleef Tolkien zelf ongedeerd. Maar in de laatste dagen van oktober 1916 liep hij loopgravenkoorts op.

Luizen
Loopgravenkoorts was een gevreesde infectieziekte die begon met plotselinge koorts, hoofdpijnen en zere spieren, botten en gewrichten, en die voortwoekerde met uitslag op de borst en de rug. De ziekte werd van soldaat op soldaat overgebracht door luizen - en die waren er in overvloed, verscholen in de kleren van de mannen die onder slechte hygiënische omstandigheden in de loopgraven leefden.

Omdat zijn toestand verslechterde werd luitenant Tolkien naar Engeland overgebracht. Op 9 november kwam hij aan in een legerziekenhuis in Birmingham, de stad waar hij zijn jeugd had doorgebracht.

Soldaten drinken koffie nabij Ovillers, najaar 1916Aan het Somme front ging de slachting inmiddels gewoon door, zij het op een lager pitje, want het grote offensief was op een totale mislukking uitgedraaid. De foto rechts toont Britse soldaten van Tolkiens bataljon die koffie drinken nabij Ovillers. Slechts weingen van hen overleefden deze hel.

In december 1916, terwijl hij nog steeds in het ziekenhuis lag, kreeg Tolkien weer een brief van zijn leesclub-vriend Geoffrey Smith :

Mijn beste John Ronald,
Mijn grootste troost is dat als ik vannacht in de pan wordt gehakt - ik moet over een paar minuten mijn plicht weer doen - er nog steeds een lid van de grote T.C.B.S. over is die kan uitdragen waar ik van droomde en waar wij het zo over eens waren. Want de dood van een van zijn leden kan niet, daar ben ik zeker van, de T.C.B.S. in het niets doen oplossen. De Dood kan ons afstotelijk maken en hulpeloos als individuen, maar hij kan geen einde maken aan de onsterfelijke vier! Dat is een ontdekking die ik aan Rob zal meedelen voordat ik vannacht vertrek. En schrijf jij dat aan Christopher.
Moge God je zegenen, mijn beste John Ronald, en moge jij de dingen zeggen die ik heb geprobeerd te zeggen, lang nadat ik er niet meer ben om ze te zeggen, als dat mijn lot is.
Voor altijd de jouwe,
Geoffrey B. Smith

Toen Tolkien de brief kreeg was zijn vriend al dood. Geoffrey Smith diende bij het 19de bataljon van de Lancashire Fusiliers. Op 29 november werd het bataljon zwaar met granaten beschoten nabij het dorpje Souastre (op de weg van Doullens naar Arras). Geoffrey kreeg een granaatsplinter in de rechterarm en daarna ontwikkelde zich koudvuur. Op 3 december, om half vier in de ochtend, stierf hij.

In de maand daarop, januari 1917, meldde Tolkien zichzelf weer fit voor de dienst. Maar spoedig daarop werd hij weer ziek. Gedurende dat jaar en ook in 1918, keerden de koortsen steeds terug, hoewel korte perioden van gezondheid hem in staat stelden dienst te doen, zodat hij zelfs werd bevorderd tot luitenant - maar hij keerde niet meer terug naar de slagvelden.

Dood of gevangen

In het voorjaar van 1918 ontving Tolkien het bericht dat degenen van zijn bataljon die in Frankrijk nog resteerden, nu allemaal gesneuveld waren, of gevangen genomen bij de slag bij de Chemin des Dames.

In het voorwoord (Engelse versie; dit voorwoord vind je niet in de Nederlandse vertaling) bij In de Ban van de Ring schrijft hij:

"Je moet persoonlijk onder de schaduw van oorlog geraakt zijn om die druk en benauwenis volledig te kunnen voelen; nu de jaren verstrijken wordt vaak vergeten dat als je in 1914 in je jeugd werd gegrepen, dit niet minder afschuwelijk was dan wanneer je er in 1939 en de jaren daarop bij werd betrokken. In 1918 waren al mijn goede vrienden, op een na, dood".

Die enige kameraad die over was, was Christopher Wiseman. Deze overleefde de oorlog en zou levenslang een goede vriend van Tolkien blijven. Hij was iemand die Tolkien meer dan eens aanmoedigde om nu eindelijk eens dat fantastische epos op papier te zeten, waarover hij zoveel dacht en sprak.

In de eerste zin in het voorwoord van In de Ban van de Ring noemt Tolkien zijn boek "een geschiedenis van de Grote Oorlog van de Ring". In de trilogie staan veel beschrijvingen die rechtstreeks uit de echte Groote Oorlog komen, zoals de woesternijen die geschapen worden door de boze Sauron en Saruman.

Passendale 1917

Star Slagveld in Vlaanderen

Ook, zoals Priscilla Tolkien duidelijk maakte, de tocht door de dode moerassen (in De Twee Torens) lijkt op een beschrijving van de drassige slagvelden in Noord Frankrijk en Vlaanderen. In de loop van de oorlog veranderden deze gebieden in dodelijke moddermoerassen met glibberige klei en granaattrechters die zich vulden met water en lijken. Ontelbare soldaten gleden uit en verdronken in deze verradelijke kuilen. Klik hier om een voorbeeld te zien van hoe Tolkien dit zijn boek gebruikte.

Sommige karakters stammen ook uit deze oorlog. Tijdens een discussie over de hoofdpersonen in deze roman schreef Tolkien :

"Mijn Sam Gewissies is inderdaad een weerspiegeling van de Engelse soldaat, van de manschappen en de oppassers die ik kende in de Oorlog van 1914, en die ik beschouw als volstrekt superieur in vergelijking tot mijzelf."

Klik hier voor een geïllustreerd fragment uit de Tocht door de Moerassen. De overeenkomst met de Groote Oorlog zal je niet ontgaan.

+++


  Bronnen voor dit artikel.

  Naar de Erfenis van de Groote Oorlog.

  Als u meer wilt weten over Tolkien, kunt u deze webring-sites bezoeken: